Skip to Content

De Nationale Eiwitstrategie
In dit derde en laatste deel van onze serie over De (inter)nationale voedseltransitie staat de Nationale Eiwitstrategie centraal. De Europese Unie heeft in 2018 de lidstaten opgeroepen om een eigen strategie te ontwikkelen, zodat Europa minder afhankelijk wordt van de import van eiwitrijke gewassen als soja.
Twee jaar later, in 2020, presenteert toenmalig LNV-minister Carola Schouten een Nationale Eiwitstrategie die de komende vijf tot tien jaar onze zelfvoorzieningsgraad van nieuwe en plantaardige eiwitten moet vergroten.

Tijdens een kennissessie van het IMVO convenant voor de verzekeringssector, dat nog tot 1 juli doorloopt, stond ons voedselbeleid centraal. Op een historische locatie, in hartje Rotterdam discussieerden zo’n dertig verzekeraars, vermogensbeheerders, ngo’s en pensioenfondsen met de overheid over ons voedselbeleid. Plaats van handeling: Blue City, een HUB voor vijftig circulaire bedrijven die allemaal experimenteren met de circulaire economie.

Monsterlijke opgave?

Renze Brouwer werkt al sinds 2000 bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. “Toen was de problematiek vergelijkbaar met die van nu", vindt hij. “In die tijd werd de reconstructiewet Zandgebieden de leidraad om de landbouwopgaven aan te pakken. Door het ontbreken van een stevig financieel instrument kwam hiervan weinig terecht. Nu staan we voor een grote voedseltransitie.”
Hij laat een veelzeggend plaatje zien van een enorme vis met een ongelooflijk grote bek, dat hij exemplarisch noemt voor de problematiek. Daarnaast staat de vraag: Een monsterlijke opgave? “Het beeld doet mij denken aan ons huidige voedselsysteem. Letterlijk alles gaat erin, van kunstmest en diervoeder, geproduceerd op basis van soja, tot gewasbeschermings- en diergeneesmiddelen. Maar uiteindelijk is de output van deze grootschalige input schadelijk voor onze ecosystemen.”

"Per jaar komt er zeven miljoen kilo soja in onze havens binnen"

Plantaardige eiwitten

Hij laat een volgend plaatje zien dat veel weg heeft van een metrokaart, maar de sojastromen in ons land toont. Daaruit blijkt dat Europa enorm afhankelijk is van de import van landen buiten de EU. Tachtig procent van de eiwitrijke grondstoffen komt uit Noord- en Zuid-Amerika en het grootste deel daarvan (93 procent) is bestemd voor veevoer. “Per jaar komt er maar liefst zeven miljoen kilo in onze havens binnen”, vertelt Brouwer.

Op zoek naar vervangers

Het doel van de Nationale Eiwitstrategie (NES) is dan ook om onze zelfvoorzieningsgraad te vergroten en minder afhankelijk te worden van de import van soja. Onder meer door te zoeken naar vervangers. Uiteraard op een duurzame manier. In de NES worden daarvoor vijf sporen genoemd:
1. Verhoging van de teelt van plantaardige eiwitten. Denk aan peulvruchten en kikkererwten.
2. Innovatie en ontwikkeling van alternatieven, bijvoorbeeld via een 3d-printer en kweekvlees.
3. Gebruiken van insecten voor feed en food.
4. Hergebruik van reststromen, onder meer van brouwerijen, voor de feed.
5. Verhogen van de consumptie van plantaardige eiwitten.

Vleestax

Die doelen van de NES zijn een stevige opgave, vindt Brouwer. “Op dit moment consumeren wij zestig procent dierlijke en veertig procent plantaardige eiwitten. We willen naar 50-50 toe. Dat lijkt niet zo’n grote stap, maar het veranderen van consumentengedrag is bijzonder lastig. Met name omdat er weinig politiek draagvlak is om bijvoorbeeld een vleestax te heffen. Bovendien verandert er pas wat als er meer aanbod van plantaardige producten is.”

"De politiek bemoeit zich niet graag met wat de burger eet"

Stoppen met stunten

Een van de aanwezigen steekt zijn hand op. “Dat kan nog wel even duren dan. Bij het klimaat heeft het ook zo’n dertig jaar geduurd voordat we de bron hebben aangepakt: de fossiele brandstoffen. Hoe lang duurt het voordat we het vlees eten aanpakken?”
“De politiek bemoeit zich niet graag met wat de burger eet”, antwoordt Brouwer. “Maar als we consumentengedrag willen beïnvloeden, hebben we wel druk nodig. Niet langer stunten met vlees zou bijvoorbeeld al helpen.”

Toekomst landbouw

Hij noemt Canada als interessant voorbeeld. “Canada heeft sowieso veel kennis in huis, maar stopt ook veel geld in de ontwikkeling van eiwitten. Dat moeten wij ook doen. We moeten veel investeren om de akkerbouw te stimuleren om eiwitrijke vlinderbloemige gewassen te telen, die ook nog eens stikstof binden. En dat gebeurt al. Bij het Agrofood-project in Groningen (Fascinating) leren we straks hoe we plantaardige eiwitten kunnen creëren en op welke manieren we eiwitten uit verschillende gewassen kunnen halen.” Ook heeft LNV bij het Nationale Groeifonds, samen met de WUR en ZLTO, een programma ingediend voor de economische verwaarding van de plantaardige eiwitketen (EPPIC).

Vleesvervangers

Volgens Brouwer is het bedrijfsleven al in beweging gekomen. “Partijen in de voedingsindustrie weten al lang dat ze mee moeten in de nieuwe ontwikkeling. Zelfs vleesverwerkers investeren in fabrieken voor vleesvervangers.”
Dé vraag kan, in een gezelschap van beleggers, natuurlijk niet uitblijven. Wat moeten financiële instellingen doen? Of misschien wel niet meer doen? “Ze moeten minder beleggen in de productie van dierlijke eiwitten en meer in die van plantaardige. Daarnaast nodig ik verzekeraars van harte uit om met ons in gesprek te gaan, zodat ze meer inzicht krijgen in de verdere ontwikkeling van de voedseltransitie.”

Dit was het derde en laatste deel van onze serie over de (inter)nationale voedseltransitie. In het eerste deel kwam Marjolein Brasz (Food Valley) aan het woord over ons handelingsperspectief. En in deel twee legde Jouke Knol (ministerie van LNV) uit wat de Boer-tot-bord strategie inhoudt.