1. Waarom is de (lage) rente zo belangrijk voor verzekeraars?
Ron: “Zolang er een positieve rente is, hoe klein ook, is een bedrag dat je nu ontvangt meer waard dan wanneer je het in de toekomst ontvangt. Psychologisch is dat ook wel te snappen, want wat heb je nu aan geld over een jaar als je er morgen niet meer bent. Wiskundig is dat aan de hand van de rente heel makkelijk uit te rekenen. Wij noemen dat ook wel het ‘contant maken’ van geld. Stel dat de rente twaalf procent per jaar bedraagt en je betaalt nu honderd euro premie. Als je dan over tien maanden een schade claimt van vijftig euro, dan betaalt de verzekeraar veertig euro uit jouw premie en tien euro uit de verdiende rente.”
Daan: “Voor dat contant maken kun je een vuistregel hanteren: de regel van 72. Dat betekent dat je 72 moet delen door het rentepercentage. Als we de twaalf procent nog eens nemen, komt er zes uit en dat is het aantal jaren dat jouw geld erover doet om te verdubbelen. Als je de 12 vervangt door 0,1 procent, kom je ineens uit op 720 jaar. Dat maakt in één klap duidelijk wat een heel lage rente doet. Overigens hanteren verzekeraars die vuistregel niet. Zij rekenen het gewoon zorgvuldig en precies uit.”
2. Hoeveel geld moet een verzekeraar eigenlijk ‘in kas’ hebben?
Daan: “Dat ligt er maar aan of er sprake is van een schade-, leven- of inkomensverzekeraar. Kort samengevat gaat het erom dat een verzekeraar aan toekomstige verplichtingen moet kunnen voldoen. Dat is voor een langlopende levensverzekering anders dan voor een kortlopende schadepolis.”
Ron: “Een voorbeeld: een klant neemt een verzekering die (maximaal) honderd euro moet uitkeren als het verzekerde voorval zich voordoet. De kans daarop is vijftig procent en de voorgeschreven rente is drie procent. Dat betekent dat de verzekeraar voor deze polis als technische voorziening voor dit jaar € 51,50 moet aanhouden (€ 100 x 50% = € 50) x 1,03 = € 51,50. Daarnaast moeten verzekeraars, bovenop deze technische voorzieningen, extra kapitaal aanhouden om bij eventuele problemen de hele portefeuille te kunnen verkopen aan een andere verzekeraar. En ten slotte moeten ze ook een buffer hebben om zeldzame grote ongelukken te overleven, zelfs als die zich eens in de tweehonderd jaar voordoen.”
3. Wat is het probleem van de lage rente?
Daan: “Je zou denken dat particulieren bij een lage rente geneigd zijn om minder te sparen, maar die vlieger gaat niet op. Integendeel zelfs. Particulieren sparen, ondanks de lage rente, om een buffer voor onvoorziene omstandigheden te hebben. Of om als een springplank naar levensdoelen te dienen. Denk aan een eigen huis, een wereldreis, de studie van de kinderen, het eigen pensioen, etc. Spaargeld geeft mensen het gevoel van onafhankelijkheid.”
Ron: “De lage rente betekent echter ook dat er minder prikkel is om schulden af te lossen en de kwetsbaarheid voor renteschokken neemt toe. Dat laatste geldt zowel voor de overheid en huishoudens als voor het bedrijfsleven. Zwakke bedrijven blijven bij een lage rente makkelijker overeind, de zogenoemde Zombie-ondernemingen.
Voor de financiële sector betekent een lage rente vooral dat de druk op rendementen toeneemt. Het is niet voor niets dat DNB-president Klaas Knot waarschuwt dat het financiële stelsel in gevaar is. Hoe langer het duurt voor de rente omhooggaat, hoe meer risico’s zich opbouwen.”
4. Is er iets te zeggen over de toekomstige rente (omhoog of omlaag) en wat is de rol van de ECB daarbij?
Ron: “Was dat eerste maar waar. Rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Helaas. Kort samengevat is er een aantal factoren dat de rente bepaalt: het gewenste rendement op kapitaal, de verwachte inflatie, de risicopremie en het aanbod van kapitaal. Vooral dat laatste is lastig te beïnvloeden, omdat de vergrijzing daarbij een grote rol speelt. En hoe graag we het wellicht ook zouden willen, er is niet te voorspellen hoe de rente zich ontwikkelt. De vergrijzing is echter een thema dat nog enkele decennia bij ons zal blijven en daarom wil de toezichthouder dat wij rekening houden met een langdurig lage rente. Momenteel is die rente licht negatief, minder dan één procent. De Europese Centrale Bank (ECB) heeft uitgerekend dat zij met hun obligatie-opkoopprogramma en enkele andere maatregelen, waaronder een negatieve rente voor banken die hun geld bij de ECB stallen, de rente met 1,6 procent naar beneden kunnen beïnvloeden. Zonder de ECB zou de rente dus wel laag, maar niet negatief zijn. Er zijn genoeg criticasters, waaronder DNB-president Klaas Knot, die vinden dat de ECB moet stoppen met dat opkoopprogramma, omdat het niet werkt zoals het was bedoeld. De vorige ECB-president Mario Draghi zei bij zijn afscheid dat de economie voortaan moet worden gestimuleerd door beleid van de overheden. Daarmee bedoelt hij dat de Europese overheden in met name Noord Europa de belastingen moeten verlagen en de overheidsuitgaven moeten verhogen.”
5. Heeft een lage rente ook gevolgen voor de producten van verzekeraars?
Daan: “Dat kan zeker. In zo’n geval kunnen klanten er ook direct mee worden geconfronteerd. De (lage) rente raakt vooral langlopende verzekeringen (waaronder pensioen, levens- of een arbeidsongeschiktheidsverzekering). Bij kortlopende – meestal schade – verzekeringen is de impact van de lage rente veel kleiner. Voor deze verzekeringen hoeft er minder kapitaal te worden aangehouden en is er veelal de mogelijkheid om de premie aan te passen, mocht dat nodig zijn. Bij langlopende verzekeringen is dat een stuk lastiger. In de media wordt vaak over pensioenfondsen geschreven, maar ook bij verzekeraars zie je op dit moment grote veranderingen. De lage rente zorgt ervoor dat de zogenoemde DB-pensioenen (DB staat voor uitkeringsovereenkomsten) heel duur worden. Je ziet dan ook dat steeds meer werkgevers kiezen voor een DC-pensioen, oftewel een premieovereenkomst, om toch nog een goed pensioen te kunnen aanbieden aan de werknemers. Naast de pensioenmarkt heeft ook de uitvaartbranche last van de lage rente. In deze sector maak je afspraken voor een heel lange periode, soms wel voor 80 jaar. Dan hakt een lage rente er extra hard in. Als we tot slot nog kijken naar de hypotheken, dan kan het zijn dat bij de traditionele levenhypotheken de winstdeling achterblijft, waardoor de hypotheek niet volledig kan worden afgelost. Bij de spaarhypotheken kan een lage rente tot een hogere spaarpremie en een stijging van de maandlasten leiden, als de rente vast periode afloopt en de rente fors lager wordt vastgesteld.”