1. Waarom is er eigenlijk een Kamer voor Langlopende Letselschadezaken gekomen?
“Op 8 september 2020 hebben wij een rapport van de Universiteit Utrecht aangeboden aan minister Sander Dekker. De universiteit heeft een gedegen onderzoek gedaan naar langlopende letselschadezaken. Dat onderzoek heeft veel stof doen opwaaien, maar ook een genuanceerd advies opgeleverd: ga beter samenwerken en zet het slachtoffer centraal. Sinds die tijd zijn wij met alle partijen druk bezig om tot diverse oplossingen te komen. Uiteindelijk heeft dat tot een drietrapsraket geleid, waarin we allereerst de bestaande langlopende zaken versneld willen oplossen via een pilot met de kamer. Daarnaast willen we komen tot een structuur- en procesverbetering in het stelsel en ten slotte gaan we monitoren of het slachtoffer de verbeteringen ook als zodanig ervaart. Natuurlijk is the proof of the pudding in the eating, maar de verwachtingen zijn hooggespannen. Alle partijen willen toe naar een betere samenwerking. Er is geen sprake van Zwarte Pieten.”
2. Wanneer en hoe gaat de kamer van start?
“De kamer is klaar. De mensen zijn benoemd en het reglement is af. Het wachten is nu op zaken. We vragen daarom de sector om langlopende zaken aan de kamer aan te bieden, die na een gedegen onderzoek met een bindend advies komt. Dat kan een eindoordeel, een deelbeslissing of een advies zijn hoe de zaak anders versneld tot een oplossing kan komen. In die zin is de kamer te vergelijken met de rijdende rechter.”
"Niemand heeft belang bij rekken, soms is het gewoon ingewikkeld"
3. Wat is langlopend?
“Onder langlopende zaken vallen letselschadezaken die langer dan twee jaar lopen. Zo staat het ook in de zogenoemde Gedragscode Behandeling Letselschade. Van de circa 60.000 letselschadezaken per jaar is zo’n drie procent langlopend. De oorzaken daarvoor kunnen heel divers zijn. Het kan zijn dat partijen er niet uitkomen, maar soms is het in het belang van het slachtoffer als een zaak lang loopt. Als een kind letsel oploopt bij een verkeersongeval is immers moeilijk in te schatten hoe dat letsel zich in de toekomst ontwikkelt. Met onze kamer mikken wij niet op dat soort zaken, maar vooral op zaken waarbij de aansprakelijkheid vaststaat en beide partijen er graag uit willen komen. Het is namelijk voor zowel slachtoffer/belangenbehartiger als verzekeraar niet goed om een zaak lang te laten lopen. De verzekeraar wil graag inzicht hebben in de schade die hij moet uitkeren en het slachtoffer wil graag duidelijkheid. Niemand heeft belang bij rekken, maar soms is de afwikkeling van zaken wel ingewikkeld. De kamer kan dan uitkomst bieden.”
4. Hoe werkt de kamer in de praktijk?
“Stel dat meneer Jansen in 2018 een auto-ongeluk heeft gehad (zo’n driekwart van de jaarlijkse 60.000 letselschades valt in het verkeer) en zijn belangenbehartiger komt er met de verzekeraar niet uit. Dan kunnen zij, als de aansprakelijkheid vaststaat, besluiten de zaak aan de kamer voor te leggen. De kamer – die bestaat uit een voorzitter (Gerard Roes) en drie deskundigen (hoogleraar Siewert Lindenbergh en advocaten Geertruid van Wassenaer en Derk-Jan van der Kolk) – bestudeert de stukken van beide partijen en nodigt ze vervolgens voor een hoorzitting uit. Tijdens die hoorzitting is er spreektijd voor beide partijen en kan de kamer vragen stellen, suggesties doen en eventueel om meer informatie vragen. Binnen acht weken na die mondelinge behandeling komt de kamer met een bindend advies waaraan beide partijen zich dus moeten houden.”
"Binnen acht weken na de behandeling komt de kamer met een bindend advies"
5. Zijn jullie blij met de kamer?
“Ik ben er heel erg blij mee. Als directeur van De Letselschade Raad ben ik als het ware de hoeder van het overlegmodel. Ik heb er vertrouwen in dat we met de kamer niet voor een conflict-, maar juist voor een oplossingsmodel hebben gekozen. Dat is vooral positief voor de slachtoffers. Als we zaken in onderling overleg kunnen oplossen, werken we niet alleen sneller, maar ook goedkoper. De politiek kijkt vaak al snel naar wetgeving, maar wetgeving is geen panacee voor alle problemen. Dat heeft het onderzoek van de Universiteit Utrecht ook haarfijn aangetoond. Het gaat om de manier waarop partijen met elkaar willen samenwerken en bereid zijn om tot oplossingen te komen. Vooralsnog is de kamer een pilot en zal ze een oordeel vellen over zo’n twintig tot veertig zaken. Daarna maken wij, liefst al voor het einde van dit jaar, de balans op en kijken we vooral of het proces tot een verbetering van de positie van het slachtoffer heeft geleid. Ik hoop dat we dan naar de tweede stap van onze drietrapsraket kunnen overstappen (de structurele procesverbetering), want het is wellicht een lastige klus om de volledige drie procent langlopende letselschadezaken op te lossen, maar we gaan het wel proberen.”