Hassing sprak met veertien organisaties in de verzekeringsbranche. Zij onderkennen allemaal het belang van innovatie, “maar blijven vaak toch hangen in een situatie met weinig innovatieve resultaten. Vijf organisaties zou je ‘leiders’ kunnen noemen; zij zijn aanzienlijk verder dan de rest. Innovativiteit is dus geen utopie.”
Wat doen zij dan goed?
“De kopgroep heeft onder meer een sterke verbinding tussen strategie en innovatie. Deze groep verzekeraars gebruikt innovatie om de bestaande organisatie missiegedreven te transformeren. Zij hebben daarbij steevast innovatiedoelen voor de korte-, middel- en lange termijn. Daarnaast zorgen ze voor een innovatieve cultuur door van verandering de norm te maken en verantwoordelijkheden voor innovatie te beleggen.”
Maar dat klinkt nog steeds als ‘innovatie op papier’.
“Het begint misschien ook wel op papier. Je moet met de juiste vraagstukken bezigzijn en vastleggen dat er alternatieve besluitvormingsprocedures zijn. Leiders op het gebied van innovatie maken bijvoorbeeld vaker gebruik van niet financiële kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) en organiseren innovatie in tijdelijke structuren die flexibel zijn. Ook zorgen zij ervoor dat er wordt stilgestaan bij leermomenten. Door successen te evalueren en missers met anderen te delen.”
Halen ze ook meer informatie van buiten naar binnen?
“Ja, en op een slimme manier. Ze gebruiken samenwerking met externe partijen om een ecosysteem te ontwikkelen, waarin de verschillende partijen optimaal gebruikmaken van elkaars kwaliteiten. Daardoor kunnen zij innoveren, en nog efficiënt ook. Veel verzekeraars zijn slechts op vakantie in innovatieland. Ze kijken wat rond bij start-ups en accelerator programma’s, maar halen daar nauwelijks waarde uit. Hoogste tijd dat zij wat leren van de kopgroep.”