Dit blijkt uit onderzoek in opdracht van Wijzer in geldzaken, het platform dat de financiële fitheid van Nederlanders wil bevorderen. Voor de tiende keer organiseert Wijzer in geldzaken, samen met alle deelnemende partijen waaronder Het Verbond van Verzekeraars, de Week van het geld, dit jaar van 22 tot en met 26 maart. Dat is dé projectweek op school over leren omgaan met geld. Het doel is om kinderen, ongeacht hun thuissituatie, de middelen te geven om op termijn zélf verstandige financiële keuzes te maken.
Zo ouder, zo kind
Kinderen blijken vaak dezelfde mening over geld te hebben als hun ouders. Als ouders vinden dat geld is om uit te geven dan vindt ruim de helft van hun kinderen dat ook (53%). En andersom geldt: als ouders juist níet vinden dat geld moet rollen, dan hebben hun kinderen veel vaker dan gemiddeld ook die mening.
Ook wat betreft gedrag nemen kinderen vaak het voorbeeld van thuis over. Als ouders het lenen van een klein geldbedrag prima vinden (66%) dan vinden hun kinderen dat ook (89%). Als ouders het niet goed vinden dat hun kind een klein bedrag leent (34%), dan zijn jongeren hier zelf verdeeld over. Ongeveer de helft (52%) vindt het dan zelf ook niet goed, terwijl de andere helft het wel prima vindt (48%).
Sparen
Vrijwel alle ouders zeggen sparen belangrijk te vinden. Maar gevraagd naar een situatie waarin een kind iets wil kopen dat 50 euro kost - terwijl het kind maar 30 euro in zijn of haar spaarpot heeft - zegt slechts 40% van de ouders dat het kind moet wachten tot de resterende 20 euro is gespaard. De meeste ouders kiezen voor een andere oplossing, zoals het resterende bedrag lenen aan hun kind (34%) of het geven (23%). Een enkeling (3%) betaalt zelfs de volledige 50 euro.
Zowel jongeren als hun ouders hebben door de coronacrisis het afgelopen jaar minder geld uitgegeven dan normaal, waardoor ze konden sparen. Ouders bespaarden vaak geld doordat ze niet uit eten konden (82%) of konden winkelen in de stad (82%), terwijl jongeren minder geld uitgaven aan ‘snacks en eten met vrienden’ (47%) en ‘eten of drinken halen in de supermarkt’ (41%).
Circa de helft van ouders (55%) en de jongeren (52%) hebben het bespaarde geld weggezet op een spaarrekening of in de spaarpot. Daarnaast zegt men het geld aan andere zaken te hebben besteed. Een kwart van de ouders gebruikte het geld bijvoorbeeld voor een verbouwing van de woning, terwijl een kwart van de jongeren van het overgebleven geld iets leuks voor zichzelf kocht.