Faure komt er meerdere keren op terug tijdens het gesprek. Bij tachtig procent van de gevallen gaat het wel goed. En natuurlijk moet het doel zijn om ook die twintig procent sneller, efficiënter en duidelijker af te kunnen handelen, maar het glas is halfvol. Niet halfleeg. Daarnaast benadrukt hij dat er al een ander dik rapport (van de Universiteit Utrecht) over langlopende letselschadezaken ligt, waarin is vastgesteld dat het proces soms te lang duurt en veel te complex is.
Duidelijkheid
“Het Verbond heeft mij vooral gevraagd om in mijn onderzoek te kijken of normering helderheid kan verschaffen. Nu zijn er soms grote verschillen, onder meer als het tot een schikking komt. Gelijke gevallen worden met andere woorden niet altijd gelijk behandeld en dat is niet goed uit te leggen. Stel dat een meisje van achttien jaar een oog verliest, welke vergoeding is dan redelijk? Wat u redelijk vindt, vind ik wellicht niet redelijk. Normering schept duidelijkheid, voor alle partijen.”
Angel in het systeem
Volgens de hoogleraar zit daar de belangrijkste angel in ons huidige systeem. “Nogmaals, het zou verkeerd zijn om te zeggen dat er veel fout gaat als het in tachtig procent van de gevallen wel goed gaat. Maar juist als het complex is, kan het fout gaan, omdat daar geen specifieke normen voor gelden. Zaken duren dan lang, vaak is er extra (medisch) onderzoek nodig, maar het leidt al met al vooral tot meer schade voor het slachtoffer. Het is niet voor niets dat het Verbond mij heeft gevraagd om naast normering ook te kijken naar een schadeafhandeling die tot minder strijd leidt.”
Het grote voordeel van normering is dat er in ieder geval over één punt veel minder discussie is: de hoogte van de schadevergoeding. Faure: “In het voorbeeld van dat meisje van achttien jaar dat een oog verliest, kun je ‘heel simpel’ in een tabel een bedrag opzoeken. Uiteraard wel met een bepaalde bandbreedte, maar de marges zijn veel geringer en scheppen dus vooral helderheid.”
"Normering leidt tot minder discussie over de hoogte van de schadevergoeding"
Samenwerking
Toch waarschuwt hij aan de andere kant voor te veel optimisme. “Normering is fijn, maar het is geen wondermiddel. Het levert veel helderheid op, maar als we het stelsel écht willen wijzigen, is (maatschappelijk) draagvlak misschien wel nog belangrijker.”
Hij noemt in dat kader België als voorbeeld. “De normering gaat daar zo ver dat rechters ook voor arbeidsongeschiktheid putten uit tabellen. Alleen is het probleem in België weer dat de rechters de tabellen hebben gemaakt zonder daarbij andere partijen te betrekken. Dat leidt tot argwaan. Als je geen samenwerking zoekt, is er altijd wel eentje niet tevreden.”
De belangrijkste elementen van het Zweedse, Belgische en Ierse letselschadesysteem op een rij:
Zweden:
- Wijkt het meeste af van Nederland.
- Alle uitkeringen voor letselschade worden uit de sociale zekerheid betaald en verzekeraars nemen geen regres.
- Aansprakelijkheidsrecht speelt bij letselschade (bijna) geen rol.
- Slachtoffers kunnen direct naar de verzekeraar van de dader en in zes van de tien gevallen keert de verzekeraar meteen uit.
- De andere veertig procent gaan naar de Board - waarin onder meer vakbonden, rechters en verzekeraars - zitten. Adviezen worden in honderd procent van de gevallen door de verzekeraar opgevolgd.
- Zweden werkt met tabellen (indicatief en met bandbreedte), die jaarlijks worden geactualiseerd. Als een zaak bij de rechter komt, is de tabel leidend.
- Uitspraak volgt (gemiddeld) binnen drie maanden.
België:
- Letsel wordt primair tussen slachtoffer en verzekeraar geregeld.
- In België is de advocaat de belangrijkste rechtshulpverlener.
- Onze zuiderburen hanteren al sinds 1995 indicatieve tabellen die iedere vier jaar worden ge-update.
- Binnen die indicatieve tabellen is individualisering mogelijk.
- Belangrijkste kritiek is dat de rechters de tabellen opstellen en bepalen welke bedragen redelijk zijn.
Ierland:
- In 2003 is de PIAB (Personal Injury Assessment Board) tot stand gekomen.
- Als een slachtoffer het niet eens is met de verzekeraar, moet hij via de PIAB naar de rechter, maar in zestig procent van de gevallen lost de PIAB het op.
- PIAB maakt gebruik van een Book of Quantum, dat door consultants is opgesteld.
- Daar zit ook de belangrijkste kritiek: het Book is tot stand gekomen door het gemiddelde te nemen van de afgelopen tien jaar, tot twee cijfers achter de komma. Meer een algoritme dus dan een reëel schadebedrag.
- De normen uit het Book worden door de rechter vaak niet toegepast.
- Het Personal Injury Guidelines Committee (2019) gaat zich opnieuw buigen over de normering.
- Zaken duren gemiddeld negen maanden en de kosten bedragen zo’n tien procent (bij de PIAB). Als een zaak voor de rechter komt, stijgen de kosten naar 46 procent
Belangenbehartigers
De vraag rijst, hoe kan het dat landen als België, Ierland en Zweden verder zijn dan wij? “Wij lopen wat bepaalde aspecten van de schadebehandeling betreft achter”, antwoordt Faure. “Neem het smartengeld, dat bij ons pas sinds een paar jaar is geregeld. Het is echt nog niet zo lang geleden dat je bij een overlijden alleen de begrafenis vergoed kreeg. Bovendien kent België weliswaar normen, maar daar worden veel minder zaken geschikt dan in Nederland. En België kent geen belangenbehartigers. Daar worden letselschadezaken altijd afgewikkeld door advocaten.”
Veranderen kost tijd
De conclusie dat Nederland achter zou lopen in de schadeafhandeling, zou Faure dan ook zelf niet zo snel willen trekken. “Verandering heeft altijd tijd nodig, maar je kunt geen appels met peren vergelijken. Natuurlijk is het Zweedse systeem perfect en leidt het tot een hoge tevredenheid bij slachtoffers. Zij hebben binnen drie maanden zekerheid, maar het Zweedse systeem is bij ons niet uitvoerbaar. Zweden heeft minder inwoners, meer inkomen en negentig procent van alle letselschade komt nooit bij verzekeraars terecht, omdat dat door de sociale zekerheid wordt betaald.” Hij lacht. “Dat zou toch een droom voor Nederlandse verzekeraars zijn.”
"Negentig procent van alle letselschade in Zweden wordt door de sociale zekerheid betaald"
Appels en peren
Appels en peren vergelijken blijft sowieso lastig, benadrukt Faure. “Als ik met Nederlandse verzekeraars over het Zweedse stelsel praat, krijg ik ’m stelselmatig terug: zo kan ik het ook. Maar we kunnen wel van Zweden leren. Bijvoorbeeld dat je letselschade kunt afhandelen zonder de rechterlijke macht. En we kunnen leren van de samenstelling van de boards. Een interessant gegeven, want ze hebben gezag. Honderd procent wordt immers door verzekeraars aanvaard. Dat zegt genoeg.”
Hij noemt het cherry picking en raadt verzekeraars aan om van België, Ierland en Zweden te leren wat bij ons wel en wat niet zou kunnen werken. “Van België kunnen we bijvoorbeeld leren hoe je normering makkelijk en laagdrempelig in het leven kunt roepen. Maar we kunnen ook leren van de kritiek en ervoor zorgen dat wij wel andere partijen bij de normering betrekken. Daarnaast moeten we een goede toelichting geven op de keuzes die we maken. Dat is namelijk ook een belangrijke les uit België: als je draagvlak wilt, moet je alles goed uitleggen.”
In Ierland ten slotte spreekt het verplichte karakter van de zogenoemde PIAB (Personal Injury Assessment Board) Faure wel aan. “Maar ook hier zit de devil in the detail, want de magistratuur past de normering vaak niet toe. Ze vinden de bedragen te laag en dat betekent dat slechts zestig procent van de PIAB-adviezen wordt opgevolgd. Slachtoffers weten dat ze met een omweg meer kunnen krijgen.”
Lange weg
Er is, kort samengevat, niet één ideaal systeem dat je naar Nederland kunt kopiëren, besluit Faure. Bovendien waarschuwt hij voor ongeduld. “De weg is nog lang. In Antwerpen zouden we zeggen: we zitten nog niet aan de patatjes.”
Zijn belangrijkste tip aan verzekeraars is om alle partijen aan tafel te zetten. “Zoek de partijen op die aan jouw kant staan, maar zoek ook de partijen op die minder belang hebben bij verandering. Als er één les is die ik vanuit België, Ierland en Zweden mee terug heb genomen, dan is het wel dat er draagvlak nodig is. Misschien is er een Tjeenk Willink voor nodig om het voor elkaar te boksen, maar breng alle partijen bij elkaar. Dat is echt de enige manier.”
Het Verbond bespreekt het onderzoek met haar leden en denkt na over vervolgstappen. Door middel van een klankbordgroep wordt de personenschadebranche daarbij betrokken.