Inhoudelijk gaat het Verbond van Verzekeraars de nieuwe aanbevelingen nog nader bestuderen. Het Verbond probeert ook in samenwerking met andere partijen via de Letselschade Raad tot een richtlijn voor rekenrente te komen.
Verzekeraars voorbereid
Verzekeraars hebben op basis van ontwikkelingen in de afgelopen jaren hun voorzieningen aangepast. Hierdoor hoeven verzekeraars niet ineens een ‘gat’ op te vangen. In meer dan 99 procent van de letselschadezaken wordt een regeling getroffen zonder dat er een rechterlijke procedure eraan te pas hoeft te komen. De categorie zaken waarin de nieuwe aanbevelingen een directe rol spelen, beslaat minder dan 0,5 procent van de jaarlijks circa 60.000 letselschadeschadezaken. Bij rechtszaken waarin rekenrente een rol speelt, is rekenrente doorgaans niet het enige punt van discussie. Verzekeraars keerden zowel in 2019 als in 2020 circa één miljard euro uit in letselschadezaken.
Nieuwe aanbevelingen voorkomen rechtsongelijkheid
Rekenrente is de rente die wordt gebruikt voor het berekenen van toekomstschade. Als een letselschadeslachtoffer bij de afwikkeling van zijn of haar zaak een bedrag ineens ontvangt, wordt er met het bepalen van de contante waarde van dat bedrag rekening gehouden met het (veilige) rendement dat daarmee kan worden behaald, én met desinflatie.
Tot een jaar of acht geleden werd in het geringe aantal zaken waarin dit speelt met een rekenrente gerekend van zes procent – drie procent = drie procent. Dit betekent dat men uitging van een te behalen rendement van zes procent en een inflatie van drie procent. De economische werkelijkheid was echter anders. Na de financiële crisis bleek het op een veilige wijze behalen van een rendement van zes procent onmogelijk. Ook de inflatie was (en is) lager dan drie procent.
Hoewel het in personenschadezaken waarin rekenrente een rol speelt om de lange termijn gaat, drong het besef tot verzekeraars door dat zes - drie niet meer passend was. In de laatste jaren werd door verzekeraars dan ook niet meer op deze manier gerekend.