Skip to Content

Persoonlijk
Hannah Ritchie (30) is datawetenschapper bij Oxford en werkt daarnaast als redacteur voor de datawebsite Our World in Data. In het FD-interview benadrukt ze dat haar werk als datawetenschapper haar wereldbeeld heeft veranderd. “Door de feiten in hun juiste context te plaatsen, kon ze afscheid nemen van de doemscenario’s over een opwarmende planeet”, schrijft het FD.

Ritchie is geboren en getogen in Falkirk (tussen Glasgow en Edinburgh). Ze promoveerde in milieu- en aardwetenschappen aan de Universiteit van Edinburgh. Op 9 januari kwam haar boek Not the end of the World uit.

1. Luchtvervuiling

Luchtvervuiling is een van de belangrijkste problemen op dit moment, betoogt Ritchie. Maar de mens heeft, op diverse plekken in de wereld, al laten zien dat zij de luchtvervuiling met grote stappen kan terugdringen. Vooral als de bevolking het wil. En er zowel geld als politieke wil is. Er sterven weliswaar nog steeds mensen aan luchtvervuiling, maar dat percentage daalt.
Volgens Ritchie helpt de energietransitie daarbij en al veel langer dan wij vaak denken. Zo verwarmen wij ons in het Westen niet meer door hout of turf te verbranden, en ook steeds minder met kolen. Overigens stelt Ritchie in haar boek ook dat kernenergie helemaal niet zo onveilig is. Zeker niet als je het dodental vergelijkt met dat van de winning en het gebruik van fossiele brandstoffen.

Kernenergie is niet zo onveilig. Zeker niet als je het dodental vergelijkt met winning en gebruik van fossiele brandstoffen.

2. Klimaatverandering

Hetzelfde geldt voor het voorkomen van klimaatverandering, vindt Ritchie. Ook dat gaat beter dan we denken. Sterker nog, als ieder land zijn beloften van het Verdrag van Parijs nakomt, komen we nu al uit op +2,1 graad in het jaar 2100. Ter vergelijking: zonder die beloften zouden we op +5 uitkomen.
Ritchie telt daar nog bij op dat “we nog maar net zijn begonnen en veel landen hun doelstellingen ook nog eens hebben aangescherpt”. Ze bekritiseert daarom de houding van veel media, waaronder de Guardian of de New York Times. Hun doel lijkt vooral te zijn om zoveel mogelijk verhalen van rampspoed te publiceren en zo “de leidende stem bij het redden van de planeet” te zijn. Eerder het tegendeel is waar, meent Ritchie, want het wakkert alleen maar angst aan. Terwijl we de piek van CO2-emissies volgens haar in dit decennium kunnen passeren. Overigens ziet ze wel het ‘exporteren’ van CO2-emissies, door het over de grens jagen van vervuilende industrieën, als probleem. Een van de oplossingen die ze daarvoor aandraagt, is de elektrificatie van wegvervoer. Een zesde van de CO2-emissies in onze wereld worden veroorzaakt door transport, driekwart daarvan door wegtransport.

3. Voedsel (vlees en vis)

Een andere boosdoener van de CO2-uitstoot betreft onze voedselproductie. Deze eeuw gaat die productie bijna drie keer zoveel uitstoot veroorzaken dan we ons kunnen permitteren. Als we ten minste zoveel vlees blijven eten als we nu doen. De vleesproductie is sowieso heel inefficiënt: van elke honderd calorieën die we een koe voeren, komen er maar drie in onze mond terecht. Meer dan negentig procent van de proteïnen uit veevoer gaat dus verloren, al is dat vlees dan wel een hogere kwaliteit proteïnebron voor de mens.
Helaas maakt het eten van lokaal voedsel niet veel goed. De transportkosten maken ‘slechts’ vijf procent uit van de emissies die onze voedselproductie veroorzaken. En als we tropisch voedsel willen kweken in onze klimaatomstandigheden, is lokaal voedsel zelfs contraproductief. Haar devies? Minder vlees eten. Of meer vis, dat kan ook.
Vis is een goed alternatief voor vlees, want de CO2-uitstoot is stukken lager. Het leidt alleen wel weer tot een andere vraag, namelijk: kan overbevissing leiden tot het instorten van onze voedselvoorraad?
Volgens Ritchie is het relatief eenvoudig om overbevissing te voorkomen. Dat hebben we eerder al gedaan met bijvoorbeeld walvissen, tonijn en zalm. Niet alleen de viskwekerijen zelf hebben daarbij erg geholpen, ook de marktwerking deed een duit in het zakje. Het is heel moeilijk voor één vissoort om decennialang populair én betaalbaar te blijven als de populatie op instorten staat.

Vis is een goed alternatief voor vlees, want de uitstoot is stukken lager.

4. Biodiversiteit

De zorgen om de biodiversiteit zijn groot. Ritchie deelt die zorgen, maar benadrukt ook dat er symbooldieren zijn (zoals de noordelijke witte neushoorn, of de reuzenpanda) waar we ons onterecht druk om maken. Die dieren hebben namelijk niet heel veel invloed op hun ecosysteem.
Een groter probleem is het meten van biodiversiteit. Vooral omdat we niet goed weten hoeveel verschillende diersoorten er precies zijn op aarde. Daarnaast weten we van een hoop dieren überhaupt niet zo veel. Insecten zouden bijvoorbeeld massaal aan het uitsterven zijn. Dat wordt een ramp genoemd voor onze gewassen, maar slechts een derde van het voedsel dat we produceren, is afhankelijk van bestuiving door insecten. Dat uitsterven kan dus wel een probleem zijn, zeker voor bepaalde soorten, maar niet zo ernstig als nu soms wordt gesuggereerd.
Bovendien is dat massaal uitsterven van dieren en insecten in de afgelopen vijf miljard jaar vaker voorgekomen op aarde. Maar liefst negentig procent van de vier miljard soorten die de aarde hebben bewoond, zijn er nu niet meer. Misschien zitten we nu in een zesde Massale Uitsterving, waarbij driekwart van de soorten in korte tijd uitsterft, aldus Ritchie. Aan de andere kant wijst ze erop dat programma’s voor het behoud van wilde dieren goed werken. En uiteraard moeten we overbevissing voorkomen, uitbreiding van landbouw beteugelen en veel andere maatregelen nemen. Ze denkt onder meer aan het vertragen van de klimaatverandering, het vergroten van de oogstopbrengsten, minder vlees eten en zowel de ontbossing als de plasticvervuiling stoppen.

5. Plastic 

Over plastic gesproken. Ritchie vindt dat we ons niet zo blind moeten staren op maatregelen die weinig invloed hebben. Ze noemt onder meer de recycling van plastic flessen, energie-efficiëntere lampen, computers, televisies, vaatwassers minder gebruiken of van standby afhalen, lokaal voedsel eten, en het afschaffen van plastic tassen.
Ze is zeker niet tegen plastic. Want, zo meent ze, het kan ook heel nuttig zijn. Bijvoorbeeld omdat auto’s er lichter mee kunnen worden gemaakt waardoor ze minder brandstof verbruiken. Of doordat we er ons voedsel beter mee kunnen verpakken, zodat we minder verspillen. Hergebruik van plastic zou al een hele verbetering zijn, maar plastic opruimen is nog beter. Overigens komt ‘slechts’ 0,3 procent van alle plastic in de oceaan terecht. Veel mensen denken dat het verbieden van de handel in plastic afval helpt, maar 98 procent van alle plastic afval wordt binnenslands verwerkt. Daarom vindt Ritchie dat we plastic voor essentieel gebruik moeten behouden en het afval beter moeten beheren.
Ineffectief beleid, zoals het afschaffen van plastic rietjes of het verbieden van plastic tasjes, moeten we in haar ogen schrappen. Een papieren tas moet je vaker hergebruiken en een katoenen tas zelfs honderden keren, voordat deze minder vervuilend is dan een plastic tas.

Ineffectief beleid als het afschaffen van plastic rietjes moeten we schrappen.

Conclusie

Haar conclusie is helder. We gaan door klimaatverandering niet allemaal naar de verdommenis en de natuur staat ook niet ‘op omvallen’. Maar, we hebben natuurlijk wel een probleem. Dat moeten we aanpakken en dat kan ook. We hebben zelfs al een goed begin gemaakt. Ritchie illustreert dat met data en ze checkt beweringen van allerlei aard over wat wel en niet effectieve maatregelen zijn om klimaatverandering te beïnvloeden.
Typerend voor haar is onder meer dat we ons geen grote zorgen hoeven te maken over het volume van ons afval op aarde. Als je alle vuilnisbelten op aarde optelt, en het afval tien meter hoog opstapelt, dan hebben we nu 0,001% van het landoppervlak nodig. “Zoals een timmerman elk probleem met een hamer oplost, lost Ritchie elk probleem op met data-analyse”, meent Batten. “Ze vraagt zich constant af welke maatregelen met de minste inspanningen de grootste effecten opleveren. In de filosofie heet dat de utilistische benadering. Dit in tegenstelling tot de zogenoemde Kantiaanse benadering, die vaak ten grondslag ligt aan klimaatprotesten. Filosoof Immanuel Kant gaat uit van het gezegde Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Langs die lijn zou je best plastic frietbakjes of rietjes kunnen verbieden, terwijl Ritchie zich eerder af zal vragen of dat wel zoden aan de dijk zet. Je kunt ook proberen beide benaderingen te combineren”, concludeert Batten.